Bedenkingen Bij Job 1
Thu Jul 23, 2020 · 514 words

Het boek Job beschrijft een transformatie van het antieke bewustzijn en gebruikt daartoe onder meer ironie.

Voor Job en zijn tijdgenoten is de werkelijkheid vanzelfsprekend eenheid en orde. Alles en iedereen heeft een plaats; elk deel past in een groter geheel; er zijn geen oorzaken, alleen redenen; niks doet zich voor zonder reden. In een monotheïsme is de eerste en belangrijkeste reden waarom iets gebeurt, God.

Bij dit wereldbeeld hoort een maatschappelijke orde. Zoals God heerst over de schepping – de grond, de dieren, de mensen –, zo heerst Job over zijn bezit: dieren, slaven, kinderen. In de mate dat de mens de wil van God doet, wordt hij door God gezegend. God zegent de mens, de mens zegent God – wat is dit zegenen anders dan het functioneren in de orde, het bevestigen van de orde?

In hoofdstukken 1 en 2 van Job wordt dit wereldbeeld op een indirecte manier ondermijnd. God is toch niet zo één. Hij heeft ‘zonen’. Eén daarvan doet moeilijk. Satan wijst erop dat het geheel van God en schepping gebaseerd is op transacties: ‘Hij vreest God niet voor niets! (1,9). In de Willibrord staat er: ‘Hij zegent God niet voor niets.’

De theologen wijzen ons erop dat de tekst in hoofdstukken 1 en 2 de lezer op het verkeerde been zet. Het Hebreeuwse woord ‘zegenen’ betekent soms echt zegenen, op andere plaatsen het tegenovergestelde. Deze ironie dient om de worsteling met de betekenis van woorden en concepten van het toenmalige religieuze wereldbeeld weer te geven.

Het oude monotheïstische wereldbeeld functioneerde moreel volgens een principe: de Tun-Ergehen-Zusammenhang. Wie goed doet wordt beloond; wanneer je iets slecht overkomt heb je, in de ogen van God, iets slecht gedaan. Maar Satan insinueert dat het doet denken aan wat er gebeurt op een markt. Je krijgt een kilo appelen voor een bedrag aan geld. Of je ruilt die hoeveelheid appelen voor een hoeveelheid peren. Je ruilt waarde voor waarde, zegt de econoom.

Dat is vrij ontluisterend! Al die rituelen voor God: ik koop iets van Hem? Hij krijgt iets ruil voor wat Hij geeft? En Hij kan het contract zomaar eenzijdig opzeggen?

God ruïneert Job ‘zonder enige aanleiding’ (2, 3; Vogel vertaalt: ‘om hem om niets te ruïneren’). Kijk maar hoe lang hij het nog volhoudt om een gewillige gelovige te zijn, daagt zoon Satan vader God uit. Na een opmerking van zijn vrouw en de aankomst van zijn vrienden, gaat Job in hoofdstuk 3 door het lint.

Het willekeurig karakter van zijn lijden, leidt tot ontluikend atheïsme: misschien heeft mijn lijden niks met God te maken. Misschien zit er geen reden maar enkel een oorzaak achter?

Dat hij in die richting aan het denken is zien we aan Jobs reactie: ik was beter niet geboren. Eerder dacht hij, zoals iedereen, dat hij was geboren omdat God het wilde. Job is Zijn schepsel. Jobs verwerping van Gods handelen zet de deur op een kier naar een naturalistische visie: het eigen leven niet langer zien als onderdeel van een grotere, kosmische orde met God bovenaan, maar als door doelloze oorzaken tot stand gekomen.


back · Posts · Gallery · Portfolio · Who is Wim? · creative commons licence · main