Bedenkingen Bij Job 2
Thu Jul 23, 2020 · 621 words

Het boek Job lijkt een en al ernst. Goede gelovige Job die al de miserie van de wereld over zich heen krijgt; en dan door het lint gaat. Maar zoals met zoveel teksten uit de traditie (Shakespeare bijvoorbeeld), leer je gaandeweg dat er ironie, experiment, satire in zit. En je begint in te zien, dat die niet vrijblijvend tot de tekst behoren.

Bij onvrijwillige doodslag is wraak door verwanten een haast onvermijdelijk gevolg. De Joodse wet probeerde tegelijk begrip op te brengen voor zowel de mate waarin de dader onschuldig is, als de behoefte bij de verwanten van het slachtoffer om de dader te laten boeten. Er werden om die reden zones ingericht of erkend, die een ‘overgangssituatie’ toelaten. De Bijbel spreekt over ‘vrijsteden’:

‘De gemeenschap moet hem die de dood heeft veroorzaakt, uit de hand van de bloedwreker redden en hem weer naar de vrije stad brengen waarheen hij de wijk had genomen. Hij moet daar blijven tot de dood van de hogepriester die met heilige olie gezalfd is’ (Num 35, 25).

Een plaats kan maar als overgangssituatie functioneren wanneer daar noch het één noch het ander geldt: je hebt iets vreselijk gedaan, maar we zetten je daad ‘tussen haakjes’. Daartoe plaatsen we je in de marge: je hoort er niet meer bij, maar dat is een fase, dus je bent ook niet definitief buiten gesloten. Een vrijstad wordt doelbewust gekenmerkt door een zekere ambiguïteit. Hij heeft duidelijk niet als bedoeling subversief te zijn.

Ik zie een verband tussen de notie van vrijstad en de situatie waarin Job zich bevindt.

De situatie van Job en zijn vrienden is niet regulier. Het gros van zijn verhaal doet zich voor in de marges van de samenleving. Dat is niet hetzelfde als buiten de samenleving. In een dergelijke ‘vrijplaats’ kunnen dingen gebeuren waar men anders geen tijd voor heeft; dingen die niet in het plaatje passen, maar die ook niet meteen subversief bedoeld zijn.

Een theoloog zei mij dat je Job als een sprookje kunt lezen: ‘Er was eens een man …’ Natuurlijk is het geschreven vanuit de Joodse samenleving van die tijd. Een sprookje zegt iets over de eigen samenleving, maar via een omweg. Men kiest ervoor om te zeggen ‘Er was eens een man …’ – om wat afstand te creëren tussen zichzelf en de samenleving waarin men zich bevindt, een afstand die toelaat om zicht te krijgen op wat dingen, waar men in het dagdagelijkse leven volledig in opgenomen is.

Het procédé is verwant aan de allegorieën van Plato of de gedachte-experimenten van analytische filosofen. Ook dit zijn hulpmiddelen die in de plaats komen van redeneringen; omdat het redeneren tekort schiet. Het sprookje, de allegorie, het gedachte-experiment is een vrijplaats voor het denken: ideeën uitproberen die niet in het plaatje passen, die ongewoon zijn, waardoor ze al vlug als chaotisch en subversief kunnen ervaren worden, wat niet meteen de bedoeling is. De auteur van het boek Job wil geen chaos, maar hij zit wel met iets, en hij zoekt een manier om erover te spreken.

Wat is het dan waar hij mee zit, dat hij een dergelijk vreemd ‘sprookje’ moet vertellen?

Het ergste van al. Neigingen tot atheïsme bestaan al langer dan vandaag. Wat verschilt is de manier waarop men er mee omgaat. Je kan ze onderdrukken en laten woekeren. Of je kan ze erkennen en ze ruimte bieden. Het boek Job is een vrijplaats waar de gelovige zich even kan laten gaan: zijn twijfels over God de vrije loop laten. Het gebeurt binnen grenzen, maar minder strikte dan degene die in het dagdagelijkse leven gelden. Een samenleving heeft altijd een orde, en die kan verstikkend worden, zichzelf gaan ondermijnen, indien ze niet ook op gezette tijden wat ‘carnaval’ toelaat.


back · Posts · Gallery · Portfolio · Who is Wim? · creative commons licence · main