Bedenkingen Bij Job 3
Fri Jul 24, 2020 · 629 words

In de Willibrord van 1975 lezen we: ‘Welnu, wij moeten keuren wat recht is, samen uitmaken wat goed is’ (Job, 34,4). Ik denk niet dat we dit letterlijk moeten nemen. Maar hoe dan wel?

Job en zijn vrienden zitten aan de rand van de stad. Ze oefenen, gedurende de tijd van het verhaal, hun beroep niet uit; ze dragen, gedurende die tijd, hun verantwoordelijkheid niet als hoofd van hun respectievelijke gezinnen. Ze bevinden zich in een uitzonderingssituatie, samen met hun vriend ‘op de ashoop’ – en ze praten. Elihu spoort Job aan:

‘Als u kunt, antwoord mij! Stel uw geval voor aan mij! Neem stelling’ (32, 5).

Het begint mij te dagen waarom het woord zo belangrijk is in het boek Job. Elihu neemt het feit dat ze met elkaar aan het argumenteren zijn als uitgangspunt. Het belangrijkste is niet langer om Job te overtuigen dat hij het fout voor heeft; nee, het argumenteren zelf telt. Dat is de wending die het verhaal neemt wanneer Elihu het woord neemt. Zolang we praten met elkaar, zolang het woord-wederwoord aan de gang is, zijn we met elkaar bezig. Elihu probeert Job aan de praat te houden, want zolang dat lukt blijft Job ook deel uitmaken van de gemeenschap. En dat is toch wat ze beogen: Job terug binnen halen.

Maar er verandert ook iets aan die gemeenschap door het bestaan van de gemeenschap te verbinden met het gedeelde woord, het woord tussen gelijken. (Het zwijgen van Job tussen 33 en 34 is geen uitzondering daarop. Je kan boekdelen spreken door op het juiste moment te zwijgen).

Wat is er veranderd tussen 1-3 en 32-33? De beginsituatie was de volgende. Het staat vast wat goed en kwaad is, en het zijn de priesters die ons dat vertellen, we gaan onder het woord gaan staan en gehoorzamen God. Dat is normaal, zo hoort het. Maar Job gaat de discussie met God aan, niet via de priesters, maar rechtstreeks. Hij richt zich tot God. En zijn vrienden richten zich tot hem. En deze vriend probeert Job te overtuigen op te houden met God uit te dagen, door hem te verzekeren dat ze de wil van God onder elkaar zullen uitzoeken. Het begint hier zowaar op een klassieke Griekse polis te lijken. En dat wil iets zeggen.

Ik vermeld terzijde dat het een misverstand is om te denken dat de logos die we geërfd hebben van de Grieken, in de eerste plaats, een grondslag was van de zo ontluisterende wetenschap. De logos was, in de eerste plaats, gemeenschapsdragende beraadslaging.

‘Maar voor de gelovige Jood is het klaar en duidelijk wat er moet gebeuren, het staat genoteerd in de andere boeken van de Bijbel,’ zo hoor ik iemand tegenwerpen. Volledig mee eens, maar: het boek Job gaat niet over een echte Jood, het gaat over ‘een man in een land.’ Het boek Job is een sprookje, een gedachteoefening door Joden over zichzelf.

Waarom vind ik dit zo belangrijk voor onze katholieke praxis in het licht van Vaticanum II en bijvoorbeeld paus Franciscus’ Amoris Laetitia? Zoals de vorige paus (Benedictus) onlangs nog schreef: de klassieke moraaltheologie is in elkaar gestort, omdat men zich nu niet langer baseert op het onveranderlijke natuurrecht (waar goed en kwaad en onze kennis van goed en kwaad mooi samenvallen, en als zodanig kunnen verkondigd worden), maar rechtstreeks op de Bijbel. En die Bijbel zien we, sinds paus Pius XII, als door God geïnspireerd mensenwerk. We zij niet langer bang voor de soms pijnlijke problemen, waar historisch gesitueerd zijn, ons mee confronteert (niet in het minst omdat God het ons heeft voorgedaan!).

Binnen bepaalde grenzen (we moeten daar niet altijd voor op een ashoop gaan zitten), vinden we de discussie belangrijker dan de eenduidige conclusie, want ze maakt deel uit van de gemeenschapsvorming.


back · Posts · Gallery · Portfolio · Who is Wim? · creative commons licence · main