De Jaren Tachtig 2
Sun Aug 02, 2020 · 546 words

Ik zat op het Atheneum II. Het was vroeger een Lyceum. Er zaten nog altijd meer meisjes dan jongens. Mijn ouders waren vrijzinnige atheïsten. Katholieken waren de vijand. Ik volgde niet-confessionele zedenleer. De tafels stonden in een vierkant. Er werd veel gediscussieerd in de les niet-confessionele zedenleer. Dat was zowat het enige wat we deden. Ik herinner mij maar een handvol lessen. Ik herinner mij de les over een meisje dat alleen stond op de speelplaats. De leraar begon erover. Het was hem opgevallen. Wat denken jullie daarvan? Er ontspon zich een snel een gesprek. Ik kan het hier niet meer uit het hoofd reproduceren. Lieze vond het spijtig. Sven ging er iets aan doen. Ann vond dat we haar moesten aanspreken. Er werden allerlei suggesties gedaan. We zouden moeten …, zei Ilse. We zouden kunnen …, vond Pascal. Voluntarisme is het woord denk ik. Idealisme is er nog een. Niemand heeft met haar gepraat. Er zaten mooie mensen in mijn klas. Ik bedoel daarmee: mensen die er niet enkel goed uitzagen, maar die sociaal capaciteiten hadden. Ze waren populair, zonder pretentie, zonder arrogantie; gewoon omdat ze op veel vlakken in het plaatje pasten. Daardoor hadden ze sociaal meer bewegingsruimte. Maar ze deden niks; ze ondernamen geen actie naar het meisje toe dat alleen stond op de speelplaats. Was het hypocrisie? Ik weet het niet. Ik denk het niet. Maar ik kan hier, nu, niet uitleggen waarom ik dat vind. Was mijn klas racistisch? Ook niet. Het meisje dat alleen stond was van Noord-Afrikaanse origine. Indien het uit racisme was dat men ze links liet liggen, hoe kan het dan dat een van de populairste jongens ook van Noord-Afrikaanse oorsprong was? Hij had een tumultueuze relatie met Ilse. Zij was blond en behoorde tot het groepje van vijf leerlingen die altijd de beste punten hadden. Ook dat herinner ik mij, want ze was mooi; ik had een boon voor haar; ik was jaloers van hem. Ik herinner mij die les omdat ik gefrustreerd was geraakt met de lessen niet-confessionele zedenleer. Die waren ooit ingevoerd als een alternatief voor het obligate katholicisme dat tot de jaren zestig standaard was. We moesten zelf leren denken, een eigen mening vormen, emanciperen. Maar we zaten maar meningen te spuien die los stonden van ons werkelijke handelen, van onze gevoelens en verlangens. Ik miste referentiepunten om mij een eigen mening te vormen. Ik praatte maar na wat ik thuis hoorde, zonder het te begrijpen. Het lag niet aan de leraar. Dat was een aangename, intelligente man. Hij straalde meer intelligentie uit dan de mannen en vrouwen waar we wiskunde of fysica van kregen. Maar hij toonde ze niet. Waarom niet? Ik zat boeken te lezen die veel te moeilijk waren voor mij. Gedurende de laatste twee jaar van het middelbaar bewoog mijn interesse zich steeds meer in de richting van de filosofie. Hij wilde daar niks mee te maken hebben. Ik verwachtte niet dat hij mij voortrok. Maar het vak NC-zedenleer werd gegeven door moraalwetenschappers; die zaten voor het grootste deel van hun opleiding samen met de wijsbegeerte. Mijn beste vriend had interesse en aanleg en wiskunde en stond op goede voet met de lerares wiskunde. Er was niemand beter geschikt om mij wat bij te sturen dan de leraar NC-zedenleer.


back · Posts · Gallery · Portfolio · Who is Wim? · creative commons licence · main